- druppelen
- {{druppelen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord, onpersoonlijk werkwoord〉1 [in druppels vallen] tomber goutte à goutte2 [druppels laten vallen] dégoutter3 [zachtjes regenen] bruiner♦voorbeelden:1 het druppelen • le dégoulinement2 druppelende takken • branches qui dégouttent de pluie3 〈onpersoonlijk〉 het druppelt • il bruineII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [in druppels laten neervallen] verser goutte à goutte♦voorbeelden:1 druppel er wat azijn op • verse dessus quelques gouttes de vinaigreiets in het oog druppelen • instiller qc. dans l'oeil
Deens-Russisch woordenboek. 2015.